Testmethode
Voor het testen van casefans met een diameter van 120 of 140 mm hebben we een eigen testmethode ontwikkeld. We plaatsen de fans aan het einde van een lange buis van circa twee meter lang, waarbij ze naar buiten blazen – ze ‘trekken’ dus als het ware lucht door de buis. Het middelste deel van de buis hebben we gevuld met rietjes, die daardoor een honingraatstructuur vormen. Dit zorgt ervoor dat de aangezogen lucht ‘rechtgetrokken’ wordt en dat de luchtsnelheid tussen de rietjes en de fan op alle punten even hoog is. Tussen de rietjes en de fan hebben we een luchtstroommeter geplaatst (Testo 405-V1), die de luchtsnelheid meet. Op basis daarvan kunnen we de luchtverplaatsing bepalen en deze omrekenen naar de cubic feet per minute (CFM)-waarde die bij casefans veel gebruikt wordt.
Naast de luchtverplaatsing is de statische druk een belangrijk aspect, oftewel de mate waarin de lucht wordt afgeremd op het moment dat je de fan op een radiator plaatst. De statische druk zelf kunnen we niet meten, maar het effect wel, waarvoor we alle 12cm en 14cm casefans plaatsen op de radiator van een NZXT Kraken X42.
Pwm-fans testen we met een pwm-controller die gebaseerd is op een Texas Instruments LM556 IC. 3-pin fans die uitsluitend door middel van het aanpassen van de spanning regelbaar zijn, testen we nog altijd gebaseerd op een dc-spanning.
We testen elke ventilator zover mogelijk in vier standen: bij maximale draaisnelheid (100% pwm of 12 volt) en bij een snelheid die een geluidsproductie van 20, 25 en 35 dB(A) genereert, gemeten vanaf de zijkant op een afstand van 10 cm. Door te testen op vaste geluidsniveaus, kunnen we er niet alleen achter komen hoe goed een ventilator maximaal kan koelen, maar ook in een één-op-één vergelijking waarbij elke fan exact even veel geluid maakt – in feite meten we dan dus hoe efficiënt een casefan werkt. Als er waardes ontbreken, dan is dat omdat een bepaalde fan niet zacht genoeg kan draaien voor de 20dB(A)-test of juist niet hard genoeg om 35 dB(A) aan geluid te kunnen produceren.